top of page

Als ik dat geweten had

proberen kan geen kwaad dacht ik

dus poogde ik te praten met het schepsel

dat in wekelijkheid minder angstaanjagend

had moeten zijn – minder cartoonesk

en daar stond ik dan te trillen

één voet op zijn ruggengraat

de ander in zijn nek; hoe ik

bleef staan is mij een raadsel

het werkte niet natuurlijk

en ik werd wakker om te slapen

mijn lichaam deed nog zeer van de

vorige nacht – waarin het bed mij

tevens vreemd was – waarin mijn

woorden zowaar wat deden:

dekens dus

zij aan zij sliepen wij

kunstgras als matras

een arm om op te rusten

af en toe een kus

en vanochtend houd ik de tijd

nauwlettend in de gaten

en turf ik haar af

maar zonder een eindpunt

en zonder een eenheid

want ik weet het niet

ik weet het nooit immers

en jij gebruikt mijn woorden

en ik de jouwe terwijl ik zacht

je ogen bedek met stukjes huid

slaap maar dan

ik red het wel

zoek gedachten

die je bevestigen

“overtuigd worden is

iets anders dan geloven”

riep het vreemde beestje luid

en dan hoor ik de botjes kraken;

geen onaangenaam geluid

bottom of page