top of page

Nieuwjaarswens.

"Nee! Echt waar?", roept een vriend aan de andere kant van de telefoon. Het is 1 januari twintigtwintig en we bellen elkaar voor de nieuwjaarswensen. "Jep," zeg ik, "heerlijk geslapen vanaf een uur of tien." Ik hoor de verbazing in zijn stem: hij houdt het niet voor mogelijk dat er mensen zijn die gewoon het liefste door het hele gedoe heen slapen.

Als het effe kon zou ik dat ook het liefst met Kerst doen, maar van oudsher en in mijzelf voel ik de drang die dagen toch met familie door te brengen. Ik las laatst: "traditie is groepsdruk van dode mensen". Opzich een goede omschrijving, maar ook in mij woed er nog ergens dat "Kerstgevoel" en zodoende baande ik mij op eerste Kerstdag een weg naar Assen, alwaar ik de familie trof.

Bij het arriveren van de familie plantte mijn schoonzus zich direct in de luie stoel van mijn vader om de jongste de borst te geven. Haar zusje kruipt bij mijn moeder de oma op schoot en prakt onmiddellijk en vol passie alle kleurtjes klei door elkaar heen. Mijn broertje buigt zich, zichtbaar bezorgd of er wel genoeg zal zijn, over de door mijn vader ingeslagen voorraad speciaalbiertjes. Ik sta zo nu en dan aan de andere kant van de schuifdeur in de keuken en sla het tafereel gade door de glazen geluidsstopper. Het voordeel van sigaretten.

Normaal gesproken zouden we nu in Brabant zitten. Vorig jaar hebben we overgeslagen omdat mijn vader toen nog herstellende was van zijn motorongeluk (je kunt maar een excuus hebben). Het jaar daarvoor zaten we nog met de hele familie van mijn moeder aan de keukentafel in Breda, waar ze ook zo'n schuifpui aan de keuken hebben. Mijn oudste neefje was in dat jaar ineens gaan roken, dus konden we ons samen, zo nu en dan en ik wat vaker dan hij, aan de drukte onttrekken.

De eenzaamheid rondom Kerst en Oud & Nieuw is doorgaans groter dan de rest van het jaar. Wetende dat je deel bent van dat tafereel wat zich daarbinnen afspeelt, maar het niet kunnen opbrengen van de kracht en de moed om er werkelijk aan bij te dragen.

Mijn vader brengt mij dan ook, doodop en overprikkeld, voor het toetje aan, naar huis.

Vroeger, toen oma en opa nog leefden, was het anders. Misschien was het anders omdat zij er nog waren, misschien was het anders omdat ik nog niet ziek was. Misschien beiden. Ik denk niet heel vaak aan mijn overleden familieleden (ik heb ook een oom gehad, die niet zo oud is geworden), maar wanneer ik dat doe, betrap ik mezelf er op dat het rond de Kerstviering is. Oma maakte altijd konijn. Oma was lief. Totdat opa dood ging, en nog geen jaar later haar zoon, en ze eigenlijk zelf ook de wens koesterde dat het leven klaar was. Een wens waar ik mij op die leeftijd niet goed in in kon leven.

Oma werd eenzaam. Ze mistte haar man. En haar zoon. Ik kan me niet meer herinneren of we nog een Kerst zonder deze twee mannen in haar leven, maar met haar, hebben gevierd. Ik geloof het niet. Ik hoop het niet. Want inmiddels weet ik uit ervaring dat het gevoel van eenzaamheid verdubbelt met de feestdagen. Het missen wordt sterker. De zwaarte van het leven soms ondragelijk.

Vandaar dat ik dus om tien uur lag te slapen. Het knallen van het vuurwerk maakte mij een noemenswaardig aantal keren wakker. Maar dankzij een kleine lading pillen, en het rustgevende gevoel dat ik niet perse deel van uit hoef te maken, sliep ik die nacht een uur of 9. In het ochtendgloren rook ik die kruitdampen. De wijk was doodstil, op een enkeling die zwalkend fietsend uit de stad terugkwam.

Aan iedereen: de beste wensen voor het nieuwe jaar! Dat het missen van dingen en mensen maar dragelijk mag zijn of worden, en dat de eenzaamheid zich weer laat inperken tot volgend jaar: dat zij moge sluimeren totdat de kerstverlichting weer van de zolder wordt getrokken. Niet verdwenen, enkel slapend. Slapend en in rust, alsof het een doodgewone avond behelst, en niet de jaarwisseling. Slapend, zoals ik.

bottom of page